lesvoorbeelden bij stoffen

begrippen begrijpen

Introduceer een begrip door het op het bord te schrijven. Laat leerlingen woorden er bij verzinnen die volgens hen hier bij horen. Je kan dit op het bord inventariseren, of via een webtool zoals AnswerGarden.

Bespreek de definitie van het nieuwe begrip aan de hand van de gegeven antwoorden: wat klopt er wel mee, wat niet.

Geef vervolgens een aantal voorbeelden en tegengestelden. Laat leerlingen deze sorteren. 

Eindig met het door de leerlingen laten formuleren van een definitie in eigen woorden. Haal deze in de komende lessen regelmatig tevoorschijn om bij te stellen en te verscherpen.

voorbeeld: "zuivere stof"

Bij de introductie van het begrip zuivere stof krijg je een woordweb zoals hieronder:

De voorbeelden en tegengestelden die ik -door elkaar- hierbij geef zijn:

suiker, zout, water, zuurstof, koolstofdioxide, zand, glas, houtskool (voorbeelden)

thee, lucht, bronwater, appelsap, melkpoeder, boter,  hout (tegengestelden)

 

De definities waar leerlingen dan mee komen zijn  iets als:

- een stof waar geen andere stoffen in zitten

- als je maar één stof kan vinden

 

Zodra het begrip moleculen herhaald is, verfijn ik dit naar een definitie zoals:

"een stof waarin alle moleculen hetzelfde zijn"

 

Hein Bruijnesteijn publiceert in NVOX regelmatig activerende werkvormen. Links-rechts is er daar één van.

links-rechts

Laat de leerlingen twee kolommen maken. Geef de kopjes, bijvoorbeeld "zuivere stof" en "mengsel". Schrijf op het bord een aantal begrippen die hier bij horen en geef de leerlingen de opdracht elk begrip in de juiste kolom te plaatsen. Gebruik "denken-delen-uitwisselen" om het leren ECHT aan te zetten.

Begrippen bij zuiver-mengsel kunnen zijn: smeltpunt, stoltraject, één soort moleculen, alle deeltjes hetzelfde, meer soorten deeltjes, water, zeewater, zuurstof, lucht, koolstofdioxide, zout, thee, emulsie, oplossing, appelsap, bronwater, boter, hout, melk, helder, troebel. 

Na de uitwisseling kan de juiste verdeling op het bord komen.

 

Een variant kan zijn dat je leerlingen eerst de begrippen in twee (of drie) kolommen laat sorteren, en ze hier kopjes bij laat verzinnen.

macro-micro denken

Hoe weet je of je leerling op het juiste niveau denkt? 

Laat ze tekenen! Spreek af dat de moleculen als rondjes getekend worden. 

Bijvoorbeeld: teken in moleculen ...

  • een oplossing
  • schuim (zuurstof in water)
  • een emulsie (olie in water of andersom)
  • een suspensie (zand in water)

Kijk goed rond: bij elke tekening waar een macroscopisch element zoals een bekerglas of een vloeistoflaag te zien is, sluimert de kans op begripsverwarring. Bij een tekening waar moleculen in stukjes breken of nieuwe moleculen ontstaan is ook begripsverwarring aanwezig.

Bij de heterogene mengsels moeten duidelijk LAGEN van verschillende soorten rondjes te zien zijn.

Bespreek een aantal tekeningen (je kan ze op een los blaadje laten maken en op het bord hangen, of laten inleveren via een webtool zoals Padlet). Leg hierbij de nadruk op micro-niveau versus macro-niveau. Herhaal deze oefening een paar keer

In deze tekening zitten de moleculen in de vloeistoffen los van elkaar, dus er worden gassen weergegeven. De STOF water (=heel erg veel moleculen) moet in het bekerglas zitten, maar dat bekerglas zie je niet meer als je inzoomt naar molecuulniveau.  Dat bij het oplossen de moleculen suiker TUSSEN  de moleculen water terecht komen is goed weergegeven.

In deze tekening is goed weergegeven wat er gebeurt met de deeltjes als een oplossing verdampt.